• darkblurbg

Voorwaardelijke invrijheidstelling

Wanneer iemand veroordeeld is tot een gevangenisstraf dan kan dit in bepaalde gevallen betekenen dat diegene niet de volledige straf hoeft te ondergaan in de gevangenis, maar het laatste deel van de straf onder voorwaarden al in vrijheid wordt gesteld. Dit heet voorwaardelijke invrijheidstelling.

Dat is alleen het geval als een volledig onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Als een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk is opgelegd dan is er geen voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde. Dus bij een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, is er geen voorwaardelijke invrijheidstelling. De 14 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf moeten volledig worden ondergaan. Bij een veroordeling tot een gevangenisstraf van een jaar of korter vindt de voorwaardelijk invrijheidstelling ook niet plaats. In dat geval moet eveneens de volledige straf worden ondergaan.

Wanneer is er wel sprake van een voorwaardelijke invrijheidstelling? Dat is als een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan een jaar wordt opgelegd. In de wettelijke regeling is een manier bepaald om de voorwaardelijke invrijheidstelling te berekenen voor gevangenisstraffen tussen de 1 en 2 jaar en voor straffen die langer dan 2 jaren zijn.

Als een gevangenisstraf is opgelegd van langere duur dan een jaar maar korter dan twee jaar, dan wordt de voorwaardelijke invrijheidstelling berekend over het deel tussen het eerste jaar en het tweede jaar. Van dat deel moet één derde deel daadwerkelijk worden ondergaan. Dus bij een straf van 18 maanden moeten de eerste 12 maanden hoe dan ook uitgezeten worden. Van de 6 maanden tussen 12 maanden en 18 maanden moet dus een derde deel, dus 2 maanden, ondergaan worden. Bij een onvoorwaardelijke straf van 18 maanden moeten er dan 14 maanden in ieder geval ondergaan worden. Voor de laatste 4 maanden kan een voorwaardelijk invrijheidstelling worden verleend.

Is er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 2 jaren opgelegd dan wordt daarvan twee derde ondergaan en is één derde de voorwaardelijke invrijheidstelling. Dus bij een gevangenisstraf van 48 maanden moeten 32 maanden daadwerkelijk worden ondergaan, de laatste 16 maanden kan de gestrafte voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld.

Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling is altijd de algemene voorwaarde gekoppeld dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten pleegt. Daarnaast kunnen er nog bijzondere voorwaarden worden opgelegd. In dat geval moet de gestrafte onder andere meewerken aan toezicht door de reclassering.

De bijzondere voorwaarden zelf zijn genoemd in de wet en kunnen onder meer een locatieverbod zijn, een meldplicht of meewerken aan controles op het gebruik van drugs of alcohol en ook behandeling door een zorginstelling of een instelling voor begeleid wonen. Deze bijzondere voorwaarden worden niet door de rechter opgelegd. Zij worden door het Openbaar Ministerie bepaald. Daarbij baseert het Openbaar Ministerie zich op advies van de reclassering, het advies van de directeur van de inrichting en het eerdere advies van het Openbaar Ministerie zelf dat is gegeven over de wijze van tenuitvoerleggen van het onvoorwaardelijk deel dat daadwerkelijk moet worden ondergaan. Het eerdere advies van het Openbaar Ministerie dat van belang is voor de beslissing over de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft dan betrekking op besluiten die worden genomen tijdens het eerste deel van de detentie. Daarbij kun je denken aan besluiten over bijzondere zorg die geboden moet worden of over het faseren, het doorplaatsen naar beperkt beveiligde inrichtingen of een zeer beperkt beveiligde inrichting. Voor de voorwaardelijke invrijheidstelling en de daarbij opgelegde bijzondere voorwaarden is het voortraject tijdens detentie dus zeer belangrijk. Het verloop van die detentie is bepalend voor de vraag of de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld wordt.

Omdat de beslissingen over de voorwaardelijke invrijheidstelling niet bij een rechter liggen, maar veelal bij de directeur van de inrichting en de selectiefunctionaris van het Ministerie van Justitie is het van belang om bij onenigheid hierover dit direct aan te geven en als het nodig en mogelijk is van iedere deelbeslissing in beklag te gaan. De beslissingen (zonder beklag) accepteren kan vergaande gevolgen hebben voor de voorwaardelijke invrijheidstelling. Juridische bijstand door een advocaat in het voortraject en in de beklagzaken kan daarom van groot belang zijn.

Beslissingen over de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen alleen op twee manieren aan de rechter worden voorgelegd.

Manier 1. De officier van justitie kan de rechter verzoeken de voorwaardelijke invrijheidstelling uit te stellen of achterwege te laten. Deze vordering dient de officier van justitie bijvoorbeeld in als er een stevige verdenking is voor het plegen van een nieuw strafbaar feit of als er geen bijzondere voorwaarden zijn waardoor de kans op herhaling voldoende daalt. Maar ook als de gedetineerde laat blijken niet met alle voorwaarden te willen meewerken. De rechter kan dus niets zeggen over de voorwaarden zelf, maar bepaalt wel of de voorwaardelijk invrijheidstelling moet worden uitgesteld of achterwege moet worden gelaten als een voorwaarde niet wordt nageleefd. Tegen een beslissing van een rechter hierover, staat geen hoger beroep open.

Manier 2. De andere manier waarop een beslissing over de voorwaardelijke invrijheidstelling bij een rechter terecht kan komen, is als de voorwaardelijk invrijheidstelling al is verleend en er vervolgens buiten detentie een overtreding van een voorwaarde heeft plaatsgevonden. Als bij deze overtreding  de inschatting wordt gemaakt dat de kans op herhaling groot is, dan kan direct aan de rechter-commissaris worden gevraagd een beslissing te nemen over het schorsen van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Als de rechter commissaris daartoe besluit, wordt de gestrafte direct weer in detentie genomen.  Is de inschatting dat de kans op herhaling niet groot is, of als de rechter-commissaris beslist dat de voorwaardelijke invrijheidstelling niet geschorst hoeft te worden, dan wordt een vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voorgelegd aan de rechter. Tegen een beslissing staat in dit geval wel hoger beroep open.

Mocht één van deze vorderingen aan de orde zijn dan is juridische bijstand door een strafrechtadvocaat van groot belang. U kunt hierover met ons contact opnemen.